Nieuws
Kerstverhaal op een voetbalveld
Ik sta er ook het hele jaar tussen, ik ben een van de coaches van het voetbalteam van mijn zoontje. Hij speelt met een hoop vriendjes in een onder 10-team bij SDW, uit Amsterdam-West. Vandaag spelen we één van de laatste potjes vóór de winterstop. Uit, op Sportpark Ookmeer in Nieuw-West, waar een verzameling voetbalclubs aan de rand van de stad is gehuisvest. De tegenstander heet Amsterdam Gencler Birligi. Of, simpeler: AGB. Langs het hoofdveld staan sponsorborden in het Turks en het Nederlands, in de kantine neuriet de mevrouw met hoofddoek achter de bar mee met Frans Bauer.

De jochies in ons eigen team komen kris kras uit buurten dwars door Amsterdam-West en uit gezinnen met allerlei verschillende achtergronden. We zijn een Nederlands-Amerikaans-Belgisch-Egyptisch-Nigeriaans-Kroatisch mengelmoesje - en dan vergeet ik vast nog een paar nationaliteiten of culturen (Bente Becker zou haar handen er vol mee hebben).

Je zou het team multiculti of divers kunnen noemen, maar eigenlijk slaat dat nergens op; de jongens weten niet beter. Ze voetballen al jaren met elkaar en staan er niet eens bij stil dat de één een ander kleurtje heeft dan de ander of dat er thuis misschien een andere taal wordt gesproken. Voetbal is simpel. Er is een bal, er zijn twee doelen, niet uitverdedigen voor het doel langs en de scheids heeft altijd gelijk. En o ja, wie te laat is begint als wissel.

Die gelijkwaardigheid op een voetbalveld is minder vanzelfsprekend als we vaak aannemen. Laten we eerlijk zijn: ook in een grote stad leven mensen grotendeels in hun eigen bubbel. In een eigen wijk, met een eigen school, in cafeetjes waar je tussen andere ouders met zes of zeven vinkjes wacht tot de muziekles voorbij is terwijl je van je flat white met havermelk á 5 euro 25 nipt.

Waren er maar meer voetbalvelden, waar alles door elkaar loopt. Rijk en arm, jong en oud, autochtoon en allochtoon, krentenbollen en couscous, Tesla en fatbike. Alle lagen en uithoeken van de samenleving dwars door elkaar, zoals op deze zomaar-een-zaterdagochtend.

De wedstrijd tegen AGB is er eentje uit de categorie Spectaculair Voor De Neutrale Toeschouwer. Binnen twee minuten staat de thuisploeg met 3-0 voor, anderhalve minuut later is het alweer 3-3 en nog drie keer knipperen later ben ik de tel kwijt. Het spel golft op en neer, aan twee kanten moet de keeper om de haverklap vissen. Ik roep dat Liam vrij staat, knoop de veters van Mats en Wilfred, haal de de tweeling (,,Nee, ik ben niet Quinten!”) zoals iedere week weer door elkaar, schreeuw iets onzinnigs over opbouwen van achteruit en probeer ondertussen bij te houden wie er aan de beurt is om te wisselen.

In de rust is er, zoals de oerhollandse traditie voorschrijft, net iets te weinig aangelengde limo uit kartonnen bekertjes. Na de pauze raken we de kluts beetje bij beetje kwijt; de tegenstander is beter dan wij. Net iets handiger, net iets meer techniek, net iets meer overzicht.

Het wordt nog even spannend, maar in de laatste minuten trekken de jochies van AGB de wedstrijd naar zich toe. De eindstand had ook die van een handbalwedstrijd kunnen zijn: 11-8. We schudden handen, nemen nog een rondje penalty’s en daarna is de magie verbroken: iedereen keert terug naar zijn eigen bubbel. Volgende week weer een nieuwe betovering.

Op weg naar de parkeerplaats horen we de juichkreten van een paar velden en een club verderop voorbij dansen. We speelden er vorige week, tegen ZSGOWMS. Het was op de zaterdag na de rellen rond Ajax-Maccabi Tel Aviv. Dagenlang was het gegaan over jodenjacht en supporters die zongen dat er geen scholen meer in Gaza staan.

Er brandde anderhalve kilometer hiervandaan een tram uit en vanuit een parlement een paar steden verderop smeten allerlei politici olie op het vuur. De woorden in krantenartikelen rijmden op elkaar: integratie, polarisatie, deportatie. Maar een samenleving is zoveel meer dan ruziënde politici, zoveel meer ook dan woede, onvrede of onfatsoen verpakt in 140 tekens of oneliners die zoveel mogelijk likes of clicks moeten trekken. Soms staan er inderdaad groepen tegenover elkaar, maar zo veel vaker staan ze zij aan zij - niet in de laatste plaats langs de lijn van een sportveld.

Die ene zaterdag na de rellen speelden we bij ZSGOWMS met ons zootje ongeregeld tegen een team met voornamelijk Marokkaans-Nederlandse spelertjes. Terwijl onze zoontjes knieën hefden en hakkebilden tijdens de warming-up, spraken de ouders langs de lijn over de littekens die het fysieke en verbale geweld hadden achtergelaten - tot het moment dat de scheids de wedstrijd op gang floot. Het was een potje zoals zovele - en toch ook weer niet.

Vlak voor rust, bij een 1-2 tussenstand, schoot een van de spelertjes van ZSGOWMS van de middenlijn op ons doel. Het was niet veel meer dan een rollertje, maar onze keeper Jakob - normaal gesproken onze rots in de branding - vergat zijn benen te sluiten toen hij de bal wilde oppakken. Tergend langzaam rolde het onding onder hem door over de lijn. Terwijl de tegenstander juichend de gelijkmaker vierde, barstte Jakob in tranen uit. Hoe we hem ook aanmoedigden; hij bleef ontroostbaar.

Tot het moment dat vanaf de andere kant van het veld de keeper van de ZSGOWMS - Abdel, als ik het goed heb - zijn eigen doel verliet en begon te rennen. Hij rende langs zijn juichende ploeggenootjes de middenlijn over, langs onze verbouwereerde verdedigers naar onze keeper. Daar aangekomen legde hij zijn arm over de schouders van Jakob.

Hij zei: ,,Geeft niks joh, dat gebeurt mij ook wel eens. Straks hou je ze weer allemaal tegen.” Jakob wreef de tranen uit zijn ogen met zijn keepershandschoenen, knikte - en ging weer op zijn lijn staan. Even later ging het potje verder alsof er niets gebeurd was. Maar tot op de dag van vandaag krijg ik zelf water in mijn ogen als ik aan terugdenk aan Abdel en Jakob.
Mooiste sportmoment van het jaar.
Met afstand.

Algemeen - zondag 22 december 2024